Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Rechtzaak: Geen dwangsom, noch duidelijkheid over betwist kwekersrecht

Een Israëlische houder van een (betwist) kwekersrecht vocht voor de Rechtbank Den Haag vorige week inbreuk aan op het kwekersrecht voor een Lepidium-ras. Daarbij worden vooral een Israëlisch veredelingsbedrijf en een Nederlands teelt- en veredelingsbedrijf aangekeken door de houder van het kwekersrecht én twee Israëlische houders van een exclusieve licentie op het ras Lepidium ruderale L. De rechtbank wilde nog geen definitieve beslissing nemen in de complexe zaak.

'Niet uniform ras'
De Israëlische partij die de zaak heeft aangespannen nam in 2018 het kwekersrecht over dat in 2008 op het kruidkersras is afgegeven. Sinds 2004 worden de planten van het specifieke ras onder merknaam onder meer op de Europese markt, waaronder in Nederland, verkocht. 

In 2014 al meldde de houder van het kwekersrecht zich bij een Israëlisch veredelingsbedrijf, omdat er inbreuk gemaakt zou worden op het recht. Het veredelingsbedrijf betwistte dat. Niet lang daarna vroeg het veredelingsbedrijf zelf bij het Europese Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) een communautair kwekersrecht aan voor een ander Lepidium-ras. Het ras werd niet uniform bevonden. De aanvraag werd twee jaar later afgewezen.

Vanaf begin 2018 werden zaailingen van de aan het ras met kwekersrecht verwante planten verkocht. Daarop meldde de nieuwe Israëlische houder van het kwekersrecht zich bij de Nederlandse verkopende partij. 

De concurrerende Israëlische veredelaar diende in 2019 bij het CPVO een nieuwe aanvraag voor een communautair kwekersrecht in voor het ras van de sinds 2018 verkochte planten. Opnieuw werd het ras niet uniform bevonden, waarop de aanvraag werd ingetrokken. Vervolgens heeft het Israëlische veredelingsbedrijf een verzoek tot nietigverklaring van het kwekersrecht bij het CPVO ingediend in het najaar van 2020. 

'Ernstige twijfels over kwekersrecht'
Zowel de Nederlandse verkopende partij als de concurrerende Israëlische veredelaar stellen dat het CPVO een procedure tegen het betwiste kwekersrecht heeft ingeleid. Dat concluderen zij uit het feit dat het CPVO nog geen uitspraak heeft gedaan, wat er impliciet op zou wijzen dat er 'ernstige twijfel' zijn over het kwekersrecht. Beide partijen willen de zaak schorsen.

De rechtbank zegt aan de hand van hetgeen door de verwerende partijen naar voren is gebracht niet met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat het CPVO tot ontvankelijkheid van het verzoek heeft besloten. De rechtbank wil meer informatie inwinnen.

De houder van het kwekersrecht wil ondertussen een voorlopige voorziening treffen en eist dat er een dwangsom komt op inbreuk op het kwekersrecht. De rechtbank wijst dit voorlopig af, omdat snel duidelijkheid van het CPVO wordt verwacht. De rechtbank houdt er zelfs rekening mee dat dat intussen zelfs al gebeurd is. De 'relatief weinige vertraging' maakt dat er volgens de rechtbank onvoldoende belang is voor behandeling van de voorlopige voorziening. Ook voor het in de zaak betrekken van een Keniaanse verkopende partij, wat de houder van het kwekersrecht wil, voelde de rechtbank niets. 

Lees hier alle details over de complexe zaak na.