Voor de beoordeling van de werkzaamheid van laag-risicomiddelen zijn er een aantal nieuwe EPPO-standaarden beschikbaar gekomen. De evaluation manual voor biopesticiden is hierop aangepast.
Er is een nieuwe standaard (PP1/319) voor middelen met als voornaamste werkingsmechanisme het activeren van het verdedigingsmechanisme van de plant (elicitors). Deze bevat ook informatie over hoe de beoordeling van deze middelen in een tankmix of in een spuitprogramma is in te passen in een serie proeven. Omdat laag-risicomiddelen vaak in een IPM-systeem worden toegepast, is dit een belangrijke toevoeging. Mits goed onderbouwd kan deze aanpak ook bruikbaar zijn voor andere laag-risicomiddelen.
Daarnaast is de sectie over semiochemicals voor werkzaamheid aangepast omdat er twee nieuwe EPPO-standaarden zijn voor ‘mating disruption’ (verstoring van de paring van plaaginsecten) in pit- en steenvruchten en druif (PP1/314 en PP1/323). Ook de bestaande feromonenguidance, EPPO-standaard PP1/264, is daarop aangepast.
Nieuwe EPPO-standaarden bevatten normaal geen verzwaring van het toetsingskader en zijn per direct bruikbaar, zo deelt het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Glastuinbouw wil snellere toelating
In de glastuinbouw worden steeds meer laag-risicomiddelen gebruikt. Toelating is soms nog wel stroef, want de stoffen zijn vaak nieuw. Helma Verberkt van Glastuinbouw Nederland liet vorig jaar bij introductie van zo'n laag-risicomiddel weten voorstander te zijn van het snel vrijgeven van middelen zodra is aangetoond dat het een laag-risicoproduct is. “Iedere zichzelf en zijn producten respecterende producent bouwt na verloop van tijd alsnog een enorm papierdossier op tijdens het testen. Daarom kan toelating volgens mij soms sneller en korter. Dat helpt de sector vergroenen.”
Bron: Ctgb