Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Warmtevraag tijdens winterklimaat

De West-Europese winter kenmerkt zich door vochtige, donkere en vrij zachte dagen die soms onderbroken worden door een drogere en koudere periode. Een groot verschil met de zomer is dat de dagelijkse verschillen in het buitenweer relatief weinig invloed hebben op de dagelijkse sturing van de kas, legt Anthura uit. Dit komt door de kleine zonkracht. Ook op een zeer zonnige dag is het bijvoorbeeld noodzakelijk om de belichting (bijna) 100% van de tijd te laten branden. Omdat de temperatuur zich in veruit de grootste deel van tijd in de winterperiode onder de 10°C begeeft, is er ook altijd een flinke warmtevraag. Er is dan ook weinig verschil in de dagelijkse warmtevraag.

De energiehuishouding van de kas is in de winter volledig anders dan in de zomer. Dit wordt veroorzaakt door de energiemotor: de zon. Waar we midden in de zomer kunnen rekenen op een instraling van minimaal 500 J/cm² bij zeer bewolkt weer en 3000 J/cm² per dag bij zonnig weer, ligt de stralingssom in december tussen de 50 en 300 J/cm²per dag. Dat is dus slechts 10%! Daarbij komt dat er in de wintermaanden vaker sprake is van bewolking in vergelijking met de zomer.

De twee belangrijkste factoren die van invloed zijn op het kasklimaat in de wintermaanden zijn de uitstraling en de wind. Op heldere momenten treedt er veel afkoeling op door de uitstraling. De invloed van wind is vele malen groter: bij veel wind wordt alle warmte als het ware uit de kas geblazen. Ter vergelijking: als de buitentemperatuur 10°C is en het stormt, dan is er meer warmtevraag dan wanneer het bij helder en windstil weer 10 graden vriest! Deze twee afkoelende factoren zijn ook verantwoordelijk voor temperatuur- en vocht ongelijkheid in de kas. In dit artikel gaan we in op het effect van uitstraling en wind op ons kasklimaat en hoe we hier zo goed mogelijk mee om kunnen gaan.

Uitstraling nader uitgelegd
Buiten de kas: Als er sprake is van veel uitstraling, dan is dat vaak onder een onbewolkte hemel. Het aardoppervlak straalt dan buiten veel warmte uit. Oppervlakten kunnen zo meer afkoelen dan de lucht. Bijvoorbeeld een kasdek, auto's of het gras. Die kunnen nat worden van condens of er is zelfs sprake van rijpvorming bij veel uitstraling en afkoeling.

In de kas: Uitstraling in de kas is afhankelijk van de temperatuur van het kasdek. Dit hangt weer af van de bewolkingsgraad, de buitentemperatuur, de windsnelheid en neerslag. Des te kouder het kasdek, des te groter de uitstraling van het gewas naar het kasdek is. Vuistregel is dat voor elke graad temperatuurverschil tussen plant en schermdoek (of kasdek als het doek geopend is) er ±5 W/m² uitstralingsverlies is. Deze uitstraling is te beperken door het gebruik van (energie)doeken. Eén doek heeft al veel effect, een 2e of zelfs 3e doek kan de uitstraling voor het grootste deel voorkomen. Als er sprake is van veel uitstraling kan het ook helpen om extra met het bovennet te stoken. Het onderste doek wordt daarmee opgewarmd en dat voorkomt een te groot temperatuurverschil tussen gewas en het doek.

Energiebalans van de plant: dit alles valt samen in de energiebalans van de plant. Een plant ontvangt energie door de zon, de belichting en verwarming en verliest energie door verdamping, uitstraling en reflectie, convectie en fotosynthese. Zie onderstaande figuur.


Meten: Er zijn meetinstrumenten die de uitstraling kunnen meten. Veel kwekers hebben al de beschikking over een uitstralingsmeter, een zogenaamde pyrgeometer. Deze meet de uitstraling buiten. Wat ook een zeer nuttig instrument is, is een netto-stralingsmeter op gewasniveau. Deze meet de instraling én de uitstraling op de plant en geeft zo weer of de som van de straling positief is (netto instraling) of dat er sprake is van een netto uitstraling. Daarnaast is het nuttig om de temperatuur boven het doek te meten. Dergelijke instrumenten kunnen een grote hulp zijn in het inzichtelijk maken van de situatie in de kas en kunnen het kiezen van acties vereenvoudigen. Last but not least kan een infrarood planttemperatuur meting een goed beeld geven van de temperatuur van het gewas.

Het draait allemaal om het behouden van de energiebalans: de aangevoerde energie moet gelijk staan aan de afgevoerde energie. Zie onderstaand plaatje. Als dat het geval is, blijft de temperatuur van het gewas gelijk. De balans is de som van de convectie (C), de verdamping en de optelsom van de in- en uitstraling. Als dit samen allemaal "0" is, dan is er sprake van een balans en zal de temperatuur van het gewas gelijk blijven.



Acties:

  • Voordat netto-instraling onder nul komt: sluiten doek en verhogen bovennet. Hierdoor wordt het temperatuurverschil tussen de plant en het doek verkleind en daarmee de uitstraling.
  • Als netto-instraling boven nul komt of als temperatuur boven het doek minder dan 5°C verschilt van de temperatuur onder het doek: openen doek. Er is geen noodzaak meer om het doek gesloten te houden.
  • Zonder metingen: open het doek bij >100 W/m² (in het geval er geen licht weg geschermd hoeft te worden). Dit is uiteraard afhankelijk van klimaat factoren als wind, buitentemperatuur, neerslag en uitstraling.
  • Belichting: als de belichting aan het einde van de dag wordt uitgeschakeld, dan valt er een belangrijke stralings- en warmtebron weg. Ook als de LED-belichting uitgeschakeld wordt is dit het geval. Het is aan te bevelen om de doeken voor het uitschakelen van de lampen te sluiten om de afkoeling zoveel mogelijk te voorkomen.

Op de website van "Kas als energiebron" is een uitstralingsmonitor te vinden die inzicht geeft in deze materie.

Planttemperatuur: Als gevolg van uitstraling kan de planttemperatuur flink dalen. Dit heeft een aantal nadelen: het transport in de plant stokt als gevolg van minder verdamping, planten kunnen zwakkere celwanden krijgen, zijn ziektegevoeliger, er treedt minder strekking op en er is kans op mogelijke condensatie dat schimmels de kans geeft zich sneller te ontwikkelen. De planttemperatuur wordt beïnvloed door de ruimtetemperatuur en de som van de in- en uitstraling. De factor verdamping laten we hier voor het gemak even buiten beschouwing. Als er sprake is van een NETTO-uitstraling, dan ligt de planttemperatuur meestal onder de ruimtetemperatuur en wanneer er sprake is van een NETTO-instraling, dan is dit precies andersom.

Klimaatgelijkheid in de kas
Als er een groot verschil is in temperatuur tussen de kas en buiten, kunnen er flinke temperatuurverschillen optreden. Zeker als er sprake is van afkoelende factoren als wind en uitstraling. Deze afkoeling is ook nog eens niet gelijk verdeeld in de kas. Koude gevels kunnen leiden tot luchtstroming en wind kan daar nog een flinke schep bovenop doen. Door verschillende maatregelen te treffen kan ervoor gezorgd worden dat de klimaatgelijkheid in de kas zo goed mogelijk voor elkaar is.

1. Laaghangend fruit: Dicht openingen in de constructie (kapotte ramen, tocht bij deuren, slechte afdichting van (gevel)doeken, etc.). zorg ook voor voldoende gevelisolatie en gevelverwarming.

2. Meten is weten: maak gebruik van draadloze sensoren en hang deze in de kas. Die maken inzichtelijk of er sprake is van ongelijkheid in temperatuur en/of vocht in de kas. Vuistregel is dat er minstens één meetpunt per 1.000 m² wordt opgehangen.

3. Schermdoeken: Als de temperatuur boven het doek erg laag is en als het hard waait, kunnen er temperatuurverschillen in de kas optreden als er een kier in de doeken getrokken wordt. Volledig sluiten kan dit voor het grootste deel voorkomen. Bij een te hoog vocht of temperatuur in de kas dient er dan gelucht te worden boven het gesloten doek.

4. Als er afschot is in een kas (dit is vaak het geval voor een goede afwatering via de goten) dan kan het gebeuren dat de lucht boven het doek zich van hoog naar laag gaat verplaatsen. Aan de gevel aangekomen gaat de lucht via de kieren de kas in. Er is dan sprake van een flink temperatuurverschil tussen de ene en andere kant van de kas. Aanbrengen van nokschotten kan de luchtstroming sterk beperken waardoor dit effect niet meer optreedt.

5. Bij koud weer is men minder geneigd tot het gebruik van de luchting aan de windzijde. Gebruik van beide zijden kan wel de verschillen in de kas qua temperatuur en vocht beperken. Het geeft dan een heel stabiele luchtstroom in de kas. Zeker wanneer dit in combinatie met een goed gesloten en goed geïsoleerd doek gedaan wordt.

6. Door afkoeling treden er temperatuurverschillen op. Deze verschillen creëren vervolgens een luchtstroom, waardoor deze verschillen toenemen. Een veel voorkomend fenomeen is bij wind: aan de gevelzijde van waar de wind op blaast, is de warmte te vinden. De gevel zelf koelt het meeste af door de wind, maar de luchtstroom die het in gang zet, zorgt ervoor dat de warmte zich daar ophoopt. Dit is niet eenvoudig tegen te gaan. Door het onderdoek volledig te sluiten (zonder enige kier!) is het wat op te lossen. Dit beperkt de stroming van koude lucht in de onverwarmde nok naar beneden. Het plaatsen van nokschotten kan de stroming boven het doek tegengaan.

Voor meer informatie:
Anthura B.V.
Tel: +3110 529 1919
[email protected]
www.anthura.nl

Publicatiedatum: