Een bollenveredelaar en bollenkwekers hebben na jaren van goed samenwerken onenigheid gekregen. In 2022 is de samenwerking, die een juridisch staartje heeft gekregen, gestopt.
Op dat moment waren de kwekers al gestopt met betalen, omdat zij ontevreden waren over de gang van zaken. De veredelaar startte vanwege het uitblijven van betaling in 2020 een bodemprocedure. Er volgden kort gedingen en gepoogd is tot een regeling te komen, maar een verdere rechtsgang is niet voorkomen.
Royalties
De partijen begonnen met goede intenties een samenwerking, in de verwachting dat de veredelingswerkzaamheden van de ene partij uiteindelijk een succesvolle exploitatie door de bollenkwekers met bijkomende royalties zouden opleveren.
Deze verwachting is niet uitgekomen. De kosten overstegen de opbrengsten. Er ontstonden steeds meer spanningen en verwijten tussen partijen. Nog vóórdat de eerste acht jaren van de samenwerking van 2014-2022 voorbij waren, is het tot een breuk gekomen tussen partijen.
Eén van de pijnpunten, zo blijkt uit het verslag van de rechtszaak, is dat de opbrengsten uit royalties, 'bij lange na' niet in zicht zijn gekomen, mede gelet op de lange looptijd van het veredelingsproces, dat pas na ongeveer 20-25 jaar tot royalties leidt.
Onduidelijkheid in afspraken
Ook bleek gaandeweg dat de afspraken hierover niet goed genoeg waren uitgewerkt. Dat 'betreurt' de rechter extra, omdat hierdoor, nadat de 'bom was gebarsten' en de zaak escaleerde, het lastig werd om op goede duidelijk afspraken terug te vallen.
Na een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag in 2022 deed op 18 juni ook het Gerechtshof Den Haag uitspraak, in hoger beroep. Waar bij de eerdere uitspraak de veredelaar verwijten kreeg van de rechter, zijn het nu bollenkwekers die aan het kortste eind trekken.
De kwekers zijn voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moeten de veredelaar geld betalen, ruim 67 duizend euro. Ook draaien de tulpenbollenkwekers voor de kosten van het hoger beroep op.