Een Westlandse teler met zes locaties moest van de ministers van EZK en LNV 15,5 duizend euro CO2-vergoeding betalen over kalenderjaar 2017. Daartegen ging de teler met succes in beroep. Op andere sectorbrede punten over onder meer een WKK-uitzondering, ETS, CO2-convenant en ODE krijgt de teler geen gelijk.
De door de teler te betalen vergoeding voor 2017 ging na bezwaar omlaag naar nog ruim 11 duizend euro. Omdat de teler met succes aanvoert dat onduidelijk is waarom het bedrag is bijgesteld, verklaart de Raad van State ook een laatste besluit van de ministers uit 2022 ongegrond.
De rechter heeft op 1 november besloten dat de ministers opnieuw een besluit moeten nemen. Zij draaien ook voor de proceskosten op.
De CO2-emissie (variabele Et) waarnaar de ministeries keken ging van 6.001.479 omlaag naar 5.700.000. Maar volgens de rechter kan dat niet de verlaging van de CO2-vergoeding met 4,4 duizend euro verklaren. In zijn verweerschrift heeft de minister aangevoerd dat hij de verschuldigde CO2-vergoeding heeft verlaagd, omdat de CO2 die de glastuinders in 2017 gezamenlijk hebben geƫmitteerd lager is gebleken dan verwacht.
WKK-uitzondering 2014
De teler voert aan dat telers gebruik maken van warmtekrachtkoppeling-installaties, waarmee zij elektriciteit produceren die ook via het elektriciteitsnet aan derden wordt geleverd. De CO2-emissie die bij de levering komt kijken moet volgens de teler buiten beschouwing worden gelaten.
De Raad van State gaat daarin niet mee. Volgens de regels gaat de argumentatie van de teler alleen op voor het jaar 2014. Alleen in dat jaar mocht de CO2-jaarvracht verminderd worden met de CO2-emissie die is gerelateerd aan het gasverbruik ten behoeve van de totale elektriciteitslevering van een teler aan het elektriciteitsnet.
ETS
Ook op een ander punt krijgt de teler ongelijk. De teler wijst op grote telers bij wie wel rekening wordt gehouden met CO2-emissies van wkk's voor elektriciteitsproductie aan het net. Het gaat dan om telers binnen het Europese emissiehandelssysteem. De teler spreekt van ongelijke behandeling, maar daarmee is de minister het niet eens, en de rechter sluit zich daarbij aan.
CO2-plafond te laag?
Een derde punt waarop de teler ongelijk krijgt van de rechter, is een punt over een CO2-convenant voor de periode 2013-2020. Dat convenant dient volgens de teler, na verandering van de spelregels gedurende de looptijd, onverbindend te worden verklaard.
De teler voert aan dat in het convenant het CO2-emissieplafond te laag is vastgesteld, omdat zij en vele andere telers na de totstandkoming van het convenant uit het Europese emissiehandelssysteem zijn gestapt en dus sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid CO2-emissie waarmee in het convenant geen rekening is gehouden. Ook is in het convenant volgens de teler geen rekening gehouden met de verhoging van de CO2-emissie na 1 januari 2020 als gevolg van de op die datum verhoogde energiebelasting en Opslag Duurzame Energie (ODE). De rechter wijst echter op vaststelling van het plafond in samenspraak met de sector, inclusief een wijziging.