In de bijdragen over gewasbescherming was er onder andere aandacht voor habitatmanagement ter ondersteuning van duurzame gewasbescherming, voor de inzet van nieuwe middelen die gebruik maken van RNAi-technologie en voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van natuurlijke gewasbescherming in combinatie met chemische producten.
Aan de biociden kant werden interessante innovaties gepresenteerd, bijvoorbeeld koud plasma als desinfectiemiddel en bestrijder van ziekteverwekkers en UV-licht als optie voor desinfectie maar ook ter bestrijding van aangroei op scheepswanden. Bij beide aandachtsgebieden was er aandacht voor het toenemend belang van de geïntegreerde aanpak, waarbij niet alleen de plaag, maar ook de ontstaansmogelijkheden en (soms letterlijk) de voedingsbodem van de plaag worden aangepakt. Dit principe is toepasbaar op zowel aantastingen in de land- en tuinbouw, als bij het bestrijden van overlast van ratten en muizen, zo bleek uit de illustratieve presentaties. In de persoon van enkele agrariërs en een spreker vanuit de ziekenhuiswereld kwamen ook de gebruikers aan het woord.
Omdat ook het Ctgb wilde leren van deze dag, was de inleiders gevraagd met name stil te staan bij de vragen:
- wat was de trigger om te innoveren?
- Wat is daar voor nodig?
- Welke belemmeringen worden ervaren?
Ctgb-voorzitter wil ruimte voor innovatie in de sector
In zijn inleidende presentatie besprak Ctgb-voorzitter Johan de Leeuw de motivatie voor het thema van deze dag. Hij onderscheidde vier algemene tendensen die kansen bieden aan innovaties in de sector:
- autonome ontwikkeling van (nieuwe) kennis
- streven naar efficiencyverbetering
- streven naar duurzaamheid
- meer integraal denken/systeemdenken (vgl. IPM)
Aandachtspunten in de gewasbescherming
Tijdens de dag waren er twaalf deelsessies. Deze werden afgesloten met de gelegenheid voor vragen en discussie. Enkele opvallende aandachtspunten uit de deelsessies kwamen terug in het slotgesprek dat onder voorzitterschap van Ctgb-voorzitter Johan de Leeuw werd gevoerd door Nefyto-voorzitter Carlos Nijenhuis, voorzitter Platform Biociden Arno van Oosten, Anita Conijn namens het ministerie van Economische Zaken, Ronald Flipphi namens het ministerie van Infrastructuur en Milieu en Luuk van Duijn namens het Ctgb.
Zo kwam uit de deelsessies naar voren dat het voor een geïntegreerde benadering en meer natuurlijke gewasbescherming (bijv. natuurlijke vijanden) van belang kan zijn verder te kijken dan de individuele teelt of teler. Habitatmanagement en aandacht voor de ecologie zijn dan van belang. De panelleden zijn het er over eens dat dit vraagt om aanpassing ván en duidelijkheid ín de regelgeving, waarbij er met name vanuit het bedrijfsleven ook op snelle aanpassing wordt aangedrongen. Vanuit het Ctgb wordt opgemerkt dat we bij dergelijke aanpassingen – gelet op de gewenste harmonisatie – draagvlak in Europa nooit uit het oog mogen verliezen. Bij habitatmanagement is de mogelijkheid tot herstel van natuurlijke populaties na het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (rekolonisatie) voor het Ctgb een belangrijke concretisering.
Met die vaststelling raakt het debat meteen aan het andere aandachtspunt dat uit het dagprogramma naar voren komt: innovaties en precisielandbouw dreigen het toch al complex etiket nog complexer te maken en dat is niet in het belang van de telers. Voorzichtig wordt de suggestie gedaan om (aansluitend bij het Activiteitenbesluit Gewasbeschermingsmiddelen) te kijken naar ‘gecertificeerde IPM’ als een oplossingsrichting. Dat zou betekenen dat de teler de ruimte krijgt om in laatste instantie naar eigen oordeel over de omstandigheden, in te grijpen en middelen (pleksgewijs) in te zetten, waarbij hij de gekozen toepassingen later verantwoordt. Goede registratie is daarbij een voorwaarde. De oplossing doet meer recht aan de deskundigheid van de teler en de specifieke omstandigheden.
Aandachtspunten biociden
Bij innovaties – en in het bijzonder bij innovaties op het gebied van biociden – speelt de bekende vraag naar de noodzakelijke schaalgrootte. Het terrein van biociden is naar producenten en middelen versnipperd en kent een heel groot aantal middelen en toepassingen; innovaties moeten komen vanuit het MKB. Vanuit het Platform Biociden meent Van Oosten dat de bestaande regelgeving voor de producenten leidt tot lange introductietermijnen en hoge kosten, die door deze sector niet of nauwelijks op te brengen zijn. Het Ctgb noemt voor dit vraagstuk de oplossing te werken in consortia; (gelegenheids)combinaties van bedrijven die eenzelfde stof of middel toegelaten willen hebben. In één van de sessies op de Relatiedag is deze optie vanuit de praktijk toegelicht door een spreker uit het bedrijfsleven. Dergelijke consortia zouden zich ook kunnen richten op de gezamenlijke introductie van een techniek, die in de biociden praktijk meerdere toepassingen kent. De sprekers zijn het met elkaar eens dat het feit dat de biociden wereld sterk versnipperd is, niet bijdraagt aan dergelijke oplossingen. Daarnaast wordt op de Deense oplossing gewezen, waar de overheid vanuit de registratiebijdrage van bestaande biociden, een fonds vormt om de toelating van nieuwe middelen te subsidiëren. Ministerie en Ctgb geven aan dat suggesties ter vereenvoudiging van de regelgeving altijd welkom zijn, maar “de risico-afweging blijft het harde criterium" aldus Ctgb-directeur Van Duijn.
De presentaties zijn hier te bekijken.