Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Kleine roofmijten voor bestrijding van kleine mijten

Sommige plagen zijn zo klein dat ze met het blote oog nauwelijks waarneembaar zijn. Voorbeelden zijn de gal- en weekhuidmijten, die niet groter zijn dan 0,2 mm. Doordat ze zo klein zijn, worden ze gemakkelijk over het hoofd gezien. Een bijkomend probleem is dat de commercieel beschikbare roofmijten vaak niet voldoende effectief zijn, omdat ze door hun grootte niet bij de plekken kunnen komen waar de gal- en weekhuidmijten zich schuilhouden. Gewasbeschermingsexperts van de BU Glastuinbouw van Wageningen University & Research hebben een aantal kleinere roofmijten geselecteerd die beter zijn aangepast aan deze schuilplekken. Binnen de recent gestarte PPS 'Biologische bestrijding van schadelijke mijten' worden deze roofmijten getest in tulp, braam, amaryllis en bromelia. De eerste laboratoriumtesten zijn uitgevoerd en positief.

Kleine mijten van de familie weekhuidmijten (Tarsonemidae) of galmijten (Eriophyidae) geven grote problemen in diverse teelten. De grootste schade wordt op dit moment veroorzaakt door de tomatenroestmijt, Aculops lycospersici, in tomaat. Andere schadelijke mijten van deze familie zijn de tulpengalmijt, Aceria tulipae die problemen geeft bij de opslag van tulp en de bramengalmijt Acalitus essigi, die schade geeft aan de vruchten in braam.

Weekhuidmijten geven in de glastuinbouw veel bloemschade in de teelt van amaryllis, bromelia en gerbera. In amaryllis gaat het om de narcismijt, Steneotarsonemus laticeps, in bromelia om de ananasmijt, Stenotarsonemus ananas, en in gerbera is het vaak een mix van Tarsonemus violae en de begoniamijt Polyphagotarsonemus latus.


De tulpengalmijt in tulp

Hoewel de teelten waar deze mijten problemen geven onderling totaal verschillen, hebben ze allemaal gemeen dat de mijten door hun extreem kleine afmetingen zeer lastig te bestrijden zijn. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de commercieel beschikbare roofmijten vaak te groot zijn om op de plekken te komen waar deze kleine mijten zich schuilhouden.

In de natuur komen echter roofmijten voor die beter zijn aangepast aan deze kleine prooien. Zo zijn in kokosnoot roofmijten gevonden die zeer klein en plat zijn, waardoor ze goed de kokosnootmijt Aceria guerreronis kunnen bestrijden.


De narcismijt kruipt diep weg in amaryllisbollen

Eerste laboratoriumtests zeer positief
Wageningen University & Research heeft een aantal kleinere roofmijten geselecteerd die beter zijn aangepast aan deze schuilplekken. Na het verzamelen en opzetten van kweken zijn de eerste laboratoriumtesten uitgevoerd. Deze waren zeer positief. De bramengalmijt, tulpengalmijt en de narcismijt bleken alle drie geschikte prooien te zijn voor deze nieuwe roofmijten.

In vervolgonderzoek wordt de mate van bestrijding van kleine mijten met deze nieuwe roofmijten onderzocht. De eerste proef voor de bestrijding van de tulpengalmijt in de opslag van tulp loopt op dit moment. Er zal verder gekeken worden naar migratiemomenten van kleine mijten, de vestiging van roofmijten en de interactie tussen nieuwe roofmijten met predatoren die tegen andere plagen worden ingezet.

Dit onderzoek maakt deel uit van de PPS “Biologische bestrijding van schadelijke mijten”, welke loopt van 2017-2020. Deze PPS wordt gefinancierd door de overheid via de Topsector Tuinbouw & Uitgangs-materiaal en de participerende partijen: Anthos/iBulb, Biobest, KAVB, LTO Glaskracht Nederland, NFO, Amaryllistelers en de gewascoöperaties Bromelia en Komkommer.

Bron: Wageningen University & Research
Publicatiedatum: