Weerbaar telen vraagt meer dan innovatie en regelgeving: het vraagt om strategisch behoud van cruciale middelen. Ook als we hopen ze zelden te gebruiken. Maar wie betaalt daarvoor? "Zolang middelen geen dagelijks gebruik meer kennen, verdwijnen ze niet door een verbod, maar omdat het economisch niet meer uit kan," aldus Thomas Kern, Business Development Manager bij Royal Brinkman.
"Als manager heb ik geleerd het grote doel voor ogen te houden, maar op tussendoelen te sturen. Dat helpt. Bij het hardlopen werkt het net zo. Ik denk niet aan de finish, maar focus eerst op de 15 kilometer, dan op de 20. En als ik die haal, vier ik dat moment - voordat ik verder moet. Want hoe verder je komt, hoe zwaarder elke stap voelt."
Thomas Kern
Een goedgevulde gereedschapskist als tussendoel
In onze sector herkent Thomas diezelfde uitdaging. "We delen een visie op weerbare teeltsystemen, maar de weg ernaartoe wordt steeds zwaarder. Net als bij het hardlopen focussen we daarom op een belangrijk tussendoel: het overeind houden van een goed gevulde 'gereedschapskist'. Daarin horen ook gewasbeschermingsmiddelen. Niet voor dagelijks gebruik, maar als vangnet. Voor als het systeem het even niet redt. Die kist fungeert als vangnet in deze transitiefase: gevuld met middelen die we alleen inzetten als het écht moet. Achter glas, stofvrij, hopelijk nooit nodig."
Als het laatste redmiddel verdwijnt…
Maar wat als die brandblusser er straks niet meer is? Geen laatste redmiddel als het systeem hapert. Geen vangnet als de biologische aanpak onverwacht faalt. "In de praktijk betekent dat: grootschalige oogstverliezen, toeleveringsproblemen, lege schappen. Niet alleen in voedingsgewassen, maar ook in sierteelt, waar kwaliteit en leverzekerheid de norm zijn. Zonder vangnet kan één lokale uitbraak uitgroeien tot een ketencrisis."
Juridisch beschikbaar, economisch onhoudbaar?
"Maar zelfs als het lukt om die middelen juridisch beschikbaar te houden, zijn we er nog niet. Want zonder een economisch fundament blijft het risico dat ze alsnog verdwijnen. Niet vanwege regelgeving, maar simpelweg omdat ze onhoudbaar worden. Ook het beleid van het demissionaire kabinet, dat inzet op doelsturing en versnelling van laagrisicomiddelen, biedt nog geen antwoord op die economische realiteit. En toch ligt daar onze finishlijn: een sector die kan blijven leveren. Voedsel én sierteelt. Onder steeds strengere voorwaarden. Daar komen we alleen als we de route niet alleen juridisch, maar ook economisch onderbouwen."
De economische paradox van incidenteel gebruik
Sinds 2019 is er in Europa geen nieuwe synthetische stof meer toegelaten. "De toelatingseisen zijn zwaarder geworden, de beoordelingsprocedures strikter. Ook innovatieve biologische oplossingen vinden maar moeizaam hun weg naar toelating. Tegelijkertijd nemen we afscheid van routinematig middelengebruik. Dat is precies de bedoeling: minder afhankelijkheid van synthetische middelen, meer systeemkracht. Deze situatie creëert een paradox. Enerzijds willen we af van routinematig gebruik. Anderzijds willen we wel een vangnet behouden voor noodsituaties. Maar een middel dat alleen sporadisch wordt gebruikt heeft geen economische basis meer."
De ontwikkeling van een gewasbeschermingsmiddel kost tientallen miljoenen euro's en vele jaren werk. Die investering is alleen haalbaar als er voldoende afzet is. Als middelen slechts sporadisch worden ingezet, verdwijnt de economische waarde - en daarmee het middel zelf. Niet vanwege een verbod, maar omdat het niet meer uit kan. "Enerzijds willen we af van routinematig gebruik. Anderzijds willen we wel een vangnet behouden voor noodsituaties. Maar een middel dat alleen sporadisch wordt gebruikt heeft geen economische basis meer."
Wie betaalt voor de brandblusser van de glastuinbouw?
Daar zit misschien wel onze denkfout, aldus Thomas. "We willen deze middelen als brandblussers, alleen voor noodgevallen. Maar dan zullen we ze in de toekomst ook zo moeten financieren. Een brandblusser wordt niet afgerekend per liter schuim. Die betaal je om te weten dat hij er is. Ook als je hoopt hem nooit nodig te hebben. Voor sommige gewasbeschermingsmiddelen geldt precies diezelfde logica: Stel dat biologische bestrijding faalt? Dan heb je een redmiddel nodig! Het wegvallen van middelen zoals recent Movento, Frupica of Nocturn toont het dilemma: we willen ze niet dagelijks gebruiken, maar ze moeten er wel zijn als het erop aankomt."
"En juist omdat de ontwikkel- en toelatingskosten van een gewasbeschermingsmiddel véél hoger zijn dan die van een brandblusser, vraagt hun beschikbaarheid om een ander financieringsmodel. En een systeem dat daar recht aan doet. Ook het huidige beleid van het demissionaire kabinet, dat inzet op doelsturing, innovatie en versnelde toelating van laagrisicomiddelen, biedt nog geen antwoord op deze economische realiteit. Daarom is het tijd om breder te denken. Denk aan een 'strategisch reservemodel': overheid en sector financieren samen de beschikbaarheid van een beperkt aantal kritieke middelen. Niet omdat ze commercieel interessant zijn, maar omdat ze systeemtechnisch noodzakelijk zijn. In andere landen bestaan zulke modellen al. Het Amerikaanse IR-4-project bijvoorbeeld financiert toelatingsonderzoek voor kleine gewassen, omdat marktwerking het daar niet alleen redt."
Nú bepalen, voordat het vangnet verdwijnt
"De gereedschapskist is een krachtig symbool. Een bonte verzameling aan instrumenten, met op de bodem een vangnet van redmiddelen. Als we echt willen dat daar iets in blijft liggen, vraagt dat nú al om ontwerp. Niet alleen juridisch, maar ook economisch. En ook inhoudelijk geldt: niet elk middel verdient vanzelfsprekend een plek in de kist. Die kist heeft een opruimbeurt nodig. Met ruimte voor nieuwe oplossingen, maar zonder in te leveren op veiligheid. Dat vraagt scherpe keuzes, gebaseerd op werking en risico's, niet op etiket of oorsprong – of een middel nu synthetisch of biologisch is."
"We moeten nú al bepalen welke middelen we straks nog beschikbaar wíllen houden en hoe we dat organiseren. Juist wat we zelden nodig hebben, vereist nu al bewuste borging. Maar als we het willen behouden, moeten we nu al bedenken hoe: door niet alleen naar wetgeving te kijken, maar ook naar de economische realiteit. Want zonder schaal, financiering of strategie verdwijnt ook het vangnet. Niet door beleid, maar door onverschilligheid. Laten we daarom verder kijken dan regelgeving alleen. En sámen werken aan een stevig economisch fundament onder deze kist."
Na 20 kilometer begint het pas: de finish haal je niet alleen
"Als ik na de 20 kilometer doorloop, weet ik als hardloper ook: vanaf hier wordt het pas echt zwaar. Niet dat ik er dan nog fris bijloop. Tegen die tijd heb ik al honger, dorst, zere benen en spijt dat ik ooit ben begonnen. Alles begint tegelijk te protesteren: het is te koud óf te warm, mijn spieren willen naar huis, en m'n hoofd denkt vooral aan appeltaart. Het is nooit maar één ding: het is alles tegelijk. En zo is het ook in de transitie naar weerbaar telen. De paradox van de gereedschapskist is niet het enige vraagstuk dat we moeten oplossen. Het is er één van velen. Misschien ligt daar wel een concreet voorbeeld van samenwerking in de sector: dat we ons niet allemaal tegelijk op alles richten, maar wél samen het geheel overzien. Wat als we de puzzel verdelen en iedere partij een stuk voor zijn rekening neemt? Niet los van elkaar, maar in samenhang. Want uiteindelijk loop je een marathon niet alleen. Je hebt support nodig. Mensen die je onderweg water aangeven, je route bewaken, je opvangen als je struikelt en je helpen om überhaupt te starten. Zo is het ook hier. We kunnen de eindstreep alleen halen als we onderweg samen zorgen voor de middelen, de route én het herstelvermogen.
Zodat we niet verdwalen in de complexiteit - maar samen koers houden. Richting de finish. Daarom is het nú tijd om samen te bepalen: welke middelen willen we behouden – en wie neemt welke verantwoordelijkheid?"
Voor meer informatie:
Royal Brinkman
Tel: +31 (0)174 446 100
[email protected]
www.royalbrinkman.nl