Nog niet zo lang geleden werd de Vereniging voor de Groothandel in Bloemen en planten (VGB) ‘teruggebracht tot op haar fundamenten’. Dit jaar draagt echter de belofte in zich van een nieuwe dynamische periode. Dat roept vragen op, die Walter Landesbergen, o.a. werkzaam als zelfstandig communicatiespecialist bij de VGB, in onderstaande voorlegt aan bestuursvoorzitter Cees van der Meij en directeur Matthijs Mesken.
Cees van der Meij en Matthijs Mesken
Vanwaar deze strategische versnelling?
Matthijs Mesken: “Het was tijd voor een herijking. 6 jaar geleden zijn we begonnen met de wederopbouw van de VGB, 2023 is het jaar om te bepalen of we op de goede weg zijn en of we onze activiteiten moeten uitbreiden. Een en ander is uitgemond in ons Strategisch Plan 2023-2025. Hierin geven we aan dat we blijven doen wat we deden; aangevuld met nieuwe activiteiten, want de uitdagingen voor de sierteelt zijn groot.”
Cees van der Meij: “Kijk naar de wereld om je heen, globaal, lokaal, overal zie je hetzelfde fenomeen: versnippering, vergaande individualisering. Wet- en regelgeving en de hoge mate van welvaart heeft ons het gevoel gegeven dat we elkaar niet meer nodig zouden hebben, dat is ten koste gegaan van het collectief. Wie scherper kijkt, ziet ook de behoefte aan verbinding en gemeenschapszin. Dit geldt voor mensen en bedrijven.
‘Alleen ga je sneller’, dat klopt, vooral in tijden van voorspoed. Maar ‘samen kom je verder’ klopt ook. Zeker als de omstandigheden lastiger worden, is het effectief om gezamenlijk een vuist te maken. In onze sector is zo’n gezamenlijke vuist nu nodig, als je ziet voor welke uitdagingen wij staan.”
Welke uitdagingen zijn dat?
Matthijs Mesken: “De grootste uitdagingen heeft de VGB benoemd met 6 beleidsthema’s: duurzaamheid; arbeid; public affairs & promotie; markttoegang, standaardisatie & logistiek en data & digital. Per thema staan we voor serieuze opgaven. Om het met voorbeelden concreet te maken: nakomen van de verplichtingen die kleven aan de Greendeal; streven naar continuïteit in de aanwas van geschoolde werknemers; behouden van de voorkeurspositie voor bloemen en planten bij de consument, brexit, optimale logistiek, cybersecurity… allemaal complexe onderwerpen die de sector als geheel raken en die je centraal moet aanpakken. En de lijst van vraagstukken is nog langer.
Op al deze niet-concurrentiegevoelige beleidsthema’s heb je een krachtige neutrale spreekbuis nodig die de sector op een hoger niveau vertegenwoordigt: de VGB.
Wil de VGB het verschil maken, haar leden meerwaarde bieden, dan moeten we op genoemde beleidspunten versnellen. Dat vraagt een opschaling van de organisatie, met specialisten op de gekozen beleidsthema’s.”
Wat is nieuw aan dit inzicht, van een branchevereniging mag je dit toch verwachten?
Cees van der Meij: “De ‘oude’ VGB was meer pragmatisch en operationeel ingericht, denk aan het behalen van inkoopvoordeel. Het ging over tastbare zaken met een direct individueel voordeel. De huidige VGB opereert meer op strategisch niveau. Op een hoger niveau kan de VGB een waardevollere rol spelen als het gaat om belangenbehartiging en het versterken van de marktpositie van haar leden. Voor de leden is dit wat abstracter en wellicht minder zichtbaar. Het is daarom aan de organisatie om de waarde van ons collectief te laten zien. Bijvoorbeeld door het afsluiten van een goede CAO; het initiatief nemen bij verduurzamen, zodat we onze license to operate op een uitvoerbare manier behouden; fytosanitair vinger aan de pols houden; zorgen dat promotiegelden goed worden besteed. Allemaal zaken waarop sectoraal voordeel te behalen is.”
Wat is kenmerkend voor de nieuwe VGB?
Matthijs Mesken: “De organisatie VGB is vooral faciliterend en deskundig op de gekozen beleidsthema’s. De VGB heeft goede oren, een strak werkende antenne, is overtuigend uitdrager van de gemeenschappelijke boodschap en een betrouwbare partner.”
Cees van der Meij: “Maar het zijn de leden die altijd in de lead blijven en vooraan staan als de credits worden vergeven. Daartegenover staat dat we vasthouden aan het democratische principe, dat recht van spreken wordt uitgeoefend in onze ledenvergadering.”
Komt er een boegbeeld?
Cees van der Meij: “We kiezen nu niet voor een landelijke prominent of oud politicus. Maar dit is geen beleid. Boegbeelden genieten weliswaar bekendheid, maar beschikken niet altijd over adequate kennis van de sector. Op dit moment geven wij niet de voorkeur aan zo’n ouderwetse influencer. Vooralsnog denken wij op eigen kracht onze belangen goed te kunnen dienen.”
Hoe verenig je groot en klein?
Matthijs Mesken: “De diversiteit aan bedrijven is voor elk collectief een lastige. Groot, klein en alles daar tussenin heeft zijn eigen waarheid en eigen belangen. Het is de kunst om binnen het collectief ieder zijn eigen waarheid te gunnen. Voor de VGB-organisatie betekent dit onder andere, dat je heel helder moet zijn over de diverse belangen. Duidelijk zijn in wat we doen en wat we niet doen. Wat we niet meer doen, is bijvoorbeeld onderhandelen over inkooptarieven bij de veiling. Wat we wel doen is ons richten op onderwerpen van gemeenschappelijk belang.
Het is helder dat grote leden de grootste bijdragen doen aan de VGB organisatie. Letterlijk in geld, en zeker ook in arbeid en inzet. Neem bijvoorbeeld de Versnellers binnen de VGB, dat is een groep van grote bedrijven die een voortrekkersrol speelt op bijvoorbeeld het thema duurzaamheid. Grote bedrijven voelen nu eenmaal eerder de wettelijk afgedwongen urgentie van verduurzamen. Maar van de resultaten die de Versnellers boeken en de producten die onder hun hoede worden gemaakt, profiteren alle aangesloten leden. Versnellers zijn aanjagers die de hele sector meetrekken.
Natuurlijk schipperen bedrijven met eigen belang en algemeen belang. Maar eigen belang is wel een voorwaarde voor commitment aan de VGB. Voor elk lid moet er iets te halen zijn bij de VGB. Maar we zullen onze achterban ook moeten vertellen dat sectorbelang een vorm is van eigen belang.”
Wat heeft de VGB al bereikt?
Matthijs Mesken: “In onze sector zijn wij de dominante speler, met een marktaandeel van 80%. De VGB is Founding Father van FSI en een van de oprichters van EPT. Momenteel hebben wij de regie als het gaat om het creëren van een sectoraal duurzaamheid-dashboard en zijn we actief op misschien wel het meest essentiële thema: markttoegang, denk aan Brexit en fytosanitaire zaken. Meest recente wapenfeit is de nieuwe CAO die deze maand -22 september jl.- tot stand is gekomen.”
Toekomst
Cees van der Meij: “Gezien alle internationale ontwikkelingen die samenhangen met overbevolking, voedselzekerheid, milieu & klimaat et cetera, zou het zelfs wenselijk zijn deel uit te maken van een groot land- en tuinbouw collectief. Onze gezamenlijke bijdrage aan de wereld is niet te onderschatten. Nederland bezit de beste agrarische universiteit van de wereld en onze bedrijven gelden als absolute top, of het nu gaat om kippen of chrysanten.”
Matthijs Mesken: “Kijk je naar de bijdragen van de sierteelt aan ons nationaal product en werkgelegenheid, dan kan je ook denken aan een collectief dat valt onder Economische Zaken.”
Cees van de Meij: “Eens. 61% van de bedrijven in Nederland is een familiebedrijf. Al die familiebedrijven zijn samen goed voor 30% van ons bruto binnenlands product. In sommige branches is de bijdrage zelfs meer dan 60%. 90% is privately owned, men geniet geen belastingvoordelen, is zeer innovatief en bovendien grootste werkgever van Nederland. Dat is een onschatbare prestatie.
In de sierteelt is het familiebedrijf vrijwel de standaard. Naast onze producten kunnen wij daar trots op zijn en blijven we knokken voor onze zaak. Dat laatste doen we door onze belangen zo goed mogelijk te behartigen, tot op het hoogste niveau, zodat we ook in de komende decennia onze vooraanstaande positie behouden. Dat is de missie van de VGB. De pay off van ons strategisch plan luidt niet voor niets: ‘Met ambitie naar de toekomst’.”
Tekst & foto: Walter Landesbergen