Is het in de toekomst nog steeds mogelijk om chrysanten in de volle grond te telen? Lange tijd deed die vraag in de sector de ronde. De teelt op water en ook op een teeltvloer werden uitvoerig getest en met veel belangstelling gevolgd. Maar de huidige ontwikkelingen in de chrysantenteelt dringen onzekerheden steeds meer naar de achtergrond. “Als je het ondergronds en bovengronds in balans kunt brengen, is de noodzaak om uit de grond te gaan niet meer aanwezig. Deze kwekerij laat zien dat dit mogelijk is.”
Aan het woord is Erik Kamstra, namens Van Iperen teeltadviseur bij chrysantenkwekerij Bovebo & Rubens. Samen met eigenaar Martien Borst en bedrijfsleider Peter Ootes van die kwekerij praat hij over de toekomst van de teelt in Nederland en hun aanpak. Martien: “Als je niet bezig bent met morgen, dan houdt het een keer op.” Peter: “De afgelopen jaren zagen we veel middelen verdwijnen. We moesten op zoek naar alternatieven. Het liefste ver van tevoren, want wacht je tot het zo ver is, dan ben je onherroepelijk te laat.”
Verduurzaming
Het bedrijf teelt op twee locaties chrysanten. In Heerhugowaard en in het nabijgelegen Hensbroek. De locatie in Heerhugowaard is gevestigd in een concentratiegebied glastuinbouw. Daardoor is op die locatie meer aandacht voor verduurzaming van de sector. Martien: ”We krijgen hier bijvoorbeeld warmte van de huisvuilverbrandingscentrale. Ook is het de bedoeling om in de toekomst met geothermie te gaan werken.”
Energie is voor veel telers een bottleneck. Martien: “Wij hebben gelukkig een Warmte Kracht Koppeling (WKK). Zonder WKK is het tegenwoordig over en uit. Daarvoor zijn de energieprijzen te hoog. De WKK levert ons dubbele winst op: de warmte en de CO2 gebruiken we voor onze teelt, de stroom leveren we aan het net. Acht van de twaalf maanden zijn wij een belangrijke energieleverancier. Alleen in de wintermaanden gebruiken we een groot deel van de stroom zelf.”
Op dit moment is het bedrijf met een aantal andere kwekers uit de omgeving bezig om vijf windmolens geplaatst te krijgen. Martien: “Wij moeten het vooral van wind hebben. We hebben ook zonnepanelen, maar met een belichte teelt kun je daar niet zoveel mee. Op het moment dat die panelen stroom leveren, heb je namelijk voldoende zonlicht en is belichting dus niet nodig.”
Bestrijding ziekten en plagen
Omdat steeds meer gewasbeschermingsmiddelen verdwenen, adviseerde Peter de directie enkele jaren geleden om over te stappen op meer biologie. Dat zorgde wel voor de nodige discussie. Martien: “De teelt van chrysant is topsport. Je hebt in deze kas 26 vakken. Per vak staan planten in een ander groeistadium, maar allemaal onder dezelfde teeltomstandigheden. Doe je iets fout in deze teelt, dan is het ook meteen klaar. De foutmarge in de chrysantenteelt is 0. Je moet dus wel goed weten waar je aan begint.”
Peter: “Daarnaast zorgt biologie voor meer werk en het is beslist niet gratis. We zetten hier scholieren in om wekelijks de potjes met biologische luisbestrijders te verversen. Dat scheelt flink in de kosten.” Martien: “Het is een proces dat vooral bestaat uit leren. Je moet dus bereid zijn om je nek uit te steken. Dat verwachten we ook van onze toeleveranciers. Samen moeten we er voor gaan. Ik heb tegen ze gezegd: We gaan mét en vóór jullie leren.”
Erik: “Dat is het mooie van dit bedrijf. Alles is hier bespreekbaar. Daarin lopen ze echt voorop. Samen kijken we naar de toekomst en nemen we de stappen die nodig zijn om in de volle grond op een duurzame en weerbare manier te kunnen telen. Daarnaast zullen we ook wel moeten verduurzamen door het teruglopen van het aantal beschikbare middelen. Daarom is wat hier gebeurt belangrijk voor de hele sector.”
Peter: “Biologie moet de basis zijn. Chemie hou je achter de hand om waar nodig te kunnen corrigeren. Voorheen spoten we drie tot vier keer per teeltronde tegen luis. Afgelopen jaar was dat maar twee keer. De rest hebben we met de biologie afgekund.” Ook trips en spint vormen geen probleem meer. Zo hebben we de afgelopen drie jaar geen enkele keer meer hoeven corrigeren. Ook niet in de zomer.
Waar de sector op dit moment nog een oplossing voor zoekt, is de bestrijding van wantsen. De enige middelen die geschikt zijn voor de bestrijding, zijn niet veilig voor de biologie. Erik: “Dat is een belangrijke uitdaging voor de nabije toekomst. Ga je nieuw bouwen dan adviseer ik telers om insectengaas toe te passen. Daarvoor heb je wel meer luchtramen nodig vanwege het kasklimaat. Dus daar moet je bij nieuwbouw rekening mee houden.”
Een bijzondere ontwikkeling is de inzet van infraroodcamera’s bij de bestrijding van motten. Peter: “Die vliegen vooral ’s nachts. Tot nu toe constateerden we dat ze er zijn op basis van de aanwezigheid van de rupsen. Maar dan ben je te laat. Door de camera’s weten we veel eerder dat ze er zijn en kunnen we ook beoordelen in welk stadium ze zitten. Dat betekent dat we veel eerder in kunnen grijpen en het met minder middelen af kunnen.” Erik: “De camera’s kunnen zelfs gekoppeld worden aan hele kleine drones die meteen op de mot afgaan en die doden. Maar dat is hier nog toekomstmuziek.”
Weerbaar telen
Belangrijker nog dan de geïntegreerde bestrijding is het weerbaar maken van de plant, zodat ingrijpen niet of nauwelijks meer nodig is. Erik: “We spuiten elke teeltronde drie keer met Inssimo. Dit middel wordt ingezet om het afweermechanisme van de plant aan te zetten, zodat deze zich kan wapenen tegen ziekten zoals roest. Deze strategie heeft ervoor gezorgd dat we al 3 jaar geen problemen met schimmels hebben gehad.”
Iedereen is het ermee eens dat weerbaar telen begint bij de bodem. Die moet in orde zijn. Voorheen werd de grond eens per jaar gestoomd. Daarmee werd alles wat schadelijk was, gedood. Maar ook van het bodemleven bleef niets over. Terwijl een gezond bodemleven noodzakelijk is voor een weerbare plant. Peter: “Een gezonde bodem is een proces. Dat kost een paar jaar om op orde te krijgen. Het liefst wil je zo ver komen, dat je nooit meer hoeft te stomen. Maar kan dat ook?” Volgens Erik gaat dat er steeds meer op lijken. “Stomen doe je vooral tegen aaltjes. Uit monsters blijkt dat we niet helemaal van aaltjes af zijn, maar dat ze niet meer schadelijk zijn voor de plant. Die is gewoon doorgegroeid. Daarmee hebben we ontegenzeggelijk aangetoond dat het gewas weerbaarder is geworden. En dat je dus niet altijd meer naar middelen hoeft te grijpen.”
“Bij de start van de teeltronde geven we vooral aminozuren mee, maar ook een organische meststof om het calciumgehalte op peil te houden. Heb je de bodem eenmaal op orde, dan zit er ook voldoende stikstof in. Je hoeft dan minder te geven waardoor je gewas minder aantrekkelijk is voor plaaginsecten.”
Om te bepalen hoeveel nutriënten er gegeven moeten worden, worden er regelmatig bodemmonsters en ook bladsapmonsters genomen. Peter: “Daarmee krijgen we inzicht in wat die plant heeft opgenomen en wat er nog in de bodem zit. Op basis van die analyses passen we het bemestingsschema aan.” Martien: “Dat heeft ook positieve gevolgen als het gaat om uitspoeling. Geef je dat wat de plant echt nodig heeft en gebruikt, zal uitspoeling steeds minder worden. We zijn dan ook benieuwd wat dit op de lange termijn met het drainwater doet.”
“Het resultaat is dat we betere wortels zien, de stengel harder is en de houdbaarheid vooruit gaat. Je hebt dus met minder meststoffen en veel minder middelen een significant hogere kwaliteit!”
Voor meer informatie:Van Iperen
info@iperen.com
www.iperen.com