Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Rabobank analyseert:

CO2-reductie glastuinbouw grootste uitdaging voor losse kassen en kleine clusters

Het terugdringing van CO2-emissies in de Nederlandse glastuinbouw is een 'forse uitdaging'. Dat concludeert de Rabobank na onderzoek. 

De bank schat de huidige CO2-emissie door de Nederlandse glastuinbouw op 6,68 megaton CO2 equivalenten (Mt CO2e), exclusief methaan. De bank verwacht dat de sector het doel dat de overheid de sector in 2030 stelt (maximaal 4,8 Mt CO2) kan halen. 

In de studie concludeert men onder meer dat er forse regionale verschillen zijn in de mogelijkheden voor het terugdringen van de CO2-emissies in de glastuinbouw. In gebieden met een sterk geconcentreerde glastuinbouw (zoals Zuid-Holland) is dit eenvoudiger te realiseren dan in gebieden met veel verspreide kleine clusters of solitair glas. Dit kan leiden tot veranderingen in de concurrentiepositie van bedrijven en daarmee de financierbaarheid in de diverse tuinbouwgebieden

Bovendien stelt men dat de aanpak van het terugdringen van CO2-emissies tot op heden nog sterk gedomineerd wordt door een bedrijfsgerichte en een sectorale aanpak. Vooral voor kleinere tuinbouwgebieden bepleit de bank meer aandacht voor een gebiedsgerichte aanpak met alle belanghebbenden (ondernemers, erfbetreders, overheden).

Verschillen tussen provincies
De bank gaat in de studie eerst in op hoe de cijfers over emissie tot stand zijn gekomen en welke besparingsopties er zijn (lees het hier in het origineel). Vervolgens kijkt men per provincie wat er kan. De bank constateert dat de regionale situatie sterk uiteen loopt. Men schrijft:

"De Nederlandse glastuinbouw is niet evenredig over het land verdeeld. Ongeveer 47 procent van het areaal bevond zich in 2021 in de provincie Zuid-Holland. Andere provincies met een aandeel van meer dan 10 procent van het landelijk areaal zijn Noord-Brabant (15 procent) en Noord-Holland (10 procent).

Op het eerste gezicht lijkt het aannemelijk dat de CO2-emissies uit de glastuinbouw dezelfde verdeling hebben. Gewassen met grotere warmtebehoefte zijn echter niet evenredig verdeeld over het land. Daarnaast worden WKK’s bij sommige gewassen meer gebruikt dan bij andere. Zo laten de uitkomsten zien dat uiteindelijk 49 procent van de CO2-emissies uit Zuid-Holland komt, 13 procent uit Noord-Brabant en 9,5 procent uit Noord-Holland."

Hieronder gaat de bank in op CO2-emissies, reeds bereikte verduurzaming en de besparingsopties voor de periode 2023-2030 per provincie.

Legenda bij de grafieken

Zuid-Holland
Zuid-Holland herbergt bijna de helft van het Nederlandse glastuinbouwareaal. Door de sterke concentratie van glastuinbouw zijn in het afgelopen decennium al diverse aardwarmteprojecten gerealiseerd en staan er voor de komende jaren nog verschillende op stapel. Zuid-Holland kan een enorme bijdrage leveren aan de vermindering van glastuinbouwemissies door de realisatie van deze aardwarmte- en restwarmteprojecten. Het kan tot 2030 – onder voorwaarden – een beperking bereiken van 65 procent van de provinciale emissie.

Noord-Brabant
In Noord-Brabant bevindt zich bijna 15 procent van het landelijk areaal glastuinbouw met ook 15 procent van de landelijke emissie. In Noord-Brabant liggen diverse kleine tuinbouwclusters, maar is daarnaast ook veel sprake van verspreid liggend solitair glas. Vooral door de beperkte inzet van aardwarmte wordt de benodigde warmte en de geleverde elektriciteit nog steeds vooral met aardgas opgewekt. Het reductiepotentieel voor Noord-Brabant wordt op 47 procent ingeschat. Daarbij wordt in Noord-Brabant vooral ingezet op biomassa/restwarmte (Steenbergen, Made).

Noord-Holland
Het areaal in Noord-Holland bedraagt 10 procent van het landelijk totaal met 8,7 procent van de landelijke emissie. In Noord-Holland is al veel emissiebeperking gerealiseerd. Dat is vooral gedaan door aardwarmte voor de glastuinbouw in Middenmeer en ‘Het Grootslag’ (Andijk). In Aalsmeer/Haarlemmermeer is dat niet het geval. In Noord-Holland komt het besparingspotentieel op 43 procent waarvan bijna de helft in de afgelopen tien jaar is gerealiseerd.

Limburg
Op het glasareaal in Limburg wordt 9,0 procent van de landelijke emissie uitgestoten. Het areaal in Limburg is 9,3 procent van het landelijk totaal. In Limburg is sprake van kleine glastuinbouwclusters met elk voor zich een omvang van tussen de 20ha en 100ha glas. Het reductiepotentieel wordt op 43 procent ingeschat.

In Limburg is een fors deel van het potentieel afkomstig van stilgelegde aardwarmteputten, maar wordt toch nog aardwarmte als besparingsoptie voorzien in de periode 2027 tot 2030. Zonder aardwarmte komt het model niet verder dan 26 procent reductie. Aardwarmtemogelijkheden zijn sterk afhankelijk van de opstelling van het Staatstoezicht op de Mijnen en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zonder verbetering van het perspectief van aardwarmte moet Limburg op zoek naar alternatieven. Dat is vooral in de periode tot 2030 lastig, daarna biedt mogelijk (groene) waterstof kansen.

Gelderland
In Gelderland bevindt zich 7 procent van het landelijke areaal glastuinbouw met 6,5 procent van de landelijke emissie. De helft van dat areaal ligt in de Bommelerwaard (Zaltbommel, Maasdriel) en ongeveer 20 procent in de gemeente Lingewaard, maar er zijn ook vrij veel solitair gelegen bedrijven. Vooral in de Bommelerwaard worden gewassen geteeld met hogere warmtebehoefte. Daar wordt ook de elektriciteit van de WKK veel meer gebruikt voor belichting. In Gelderland wordt extra gebruik van aardwarmte nog niet voorzien in de eerste jaren, maar eerder in de periode 2027-2030.

Overige provincies
Het areaal glastuinbouw in de overige zeven provincies bedraagt gezamenlijk 12,1 procent van het landelijk areaal. De huidige berekende emissie bedraagt 13,7 procent van het landelijk totaal. Vooral in Friesland, Flevoland en Overijssel wordt veel gebruik gemaakt van WKK’s met teruglevering van elektriciteit aan het openbare net, waardoor de emissies voor elektriciteitsopwekking daar sterk doortellen in het totaal.

In Drenthe daarentegen zijn minder teelten aanwezig waarin gebruik wordt gemaakt van WKK’s voor externe levering. De reeds bereikte besparing in deze provincies loopt ook sterk uiteen. Vooral omdat er in Overijssel (IJsselmuiden) en Flevoland (Luttelgeest) al aardwarmte wordt gebruikt voor verwarming van de kassen, is er daar al een forse vermindering van de CO2-emissies gerealiseerd. De geraamde vermindering van CO2-emissies wordt in Overijssel vooral bereikt door extra gebruik van aardwarmte.

Verder is het goed op te merken dat de karakteristieken van de tuinbouwclusters in deze provincies sterk verschillen. In Overijssel is sprake van één concentratie (IJsselmuiden). In Drenthe ligt het areaal in Klazienaveen en Erica. Flevoland heeft een grote concentratie in Luttelgeest en kleinere in Almere en Ens. In Friesland is het vooral bij Berlicum te vinden, in Zeeland is er glastuinbouw op Schouwen-Duiveland, Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen.

De besparingsopties tot 2030 in de overige provincies lopen sterk uiteen. Volgens de eerder toegelichte opties, gaan de emissies in de overige provincies gemiddeld met 38 procent terug. Aangezien het in deze provincies absoluut gezien gaat om kleinere emissies, kunnen er door genomen maatregelen van grotere individuele bedrijven wel snel andere uitkomsten volgen dan hier zijn berekend.

Resultaten en beperkingen
De resultaten geven een sterk wisselend beeld van de CO2-reductiemogelijkheden tot 2030. Het potentieel voor CO2-reductie is in sterk geconcentreerde gebieden met mogelijkheden voor aardwarmte veel groter dan in gebieden met meer verspreid liggende glastuinbouwbedrijven en solitair glas. Als hoge energieprijzen voor fossiele brandstoffen de komende jaren aanhouden of als er overheidsmaatregelen voor CO2-beprijzing worden ingevoerd, beïnvloedt dit de concurrentiepositie van regionale glastuinbouwclusters: waar ga je nieuw bouwen, in welke bedrijven is het interessant te investeren, hoe is de financierbaarheid van bedrijven in clusters met beperkte verduurzamingsmogelijkheden?

De uitgevoerde analyse geeft aanknopingspunten, maar kent ook zijn beperkingen volgens de bank:

  1. Er is uitgegaan van een gelijkblijvend areaal glastuinbouw in Nederland. De vraag kan worden gesteld of dat terecht is. Een productieverhoging per m2 door meer LED-belichting bij een bepaald gewas, geeft een extra productie die niet altijd door de markt te absorberen is. Daardoor daalt mogelijk het areaal van het betreffende gewas. Ook exportmogelijkheden of beleid van supermarkten spelen een rol.
  2. De mogelijkheden om besparingsopties te realiseren in samenwerking met niet-glastuinbouwbedrijven of in combinatie met woningbouw is (nog) niet goed te kwantificeren. De 30 Regionale Energie Strategieën bieden daar wel een indicatie van, maar zeker nog geen concreet beeld van de mogelijkheden voor CO2-reducties van glastuinbouwclusters.
  3. De moderniteit van de clusters loopt sterk uiteen. Een extra scherm is daarom bijvoorbeeld niet in alle kassen mogelijk. Ook voor andere investeringen kunnen beperkingen gelden.
  4. Op sommige glastuinbouwgebieden rust al een claim in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Dat betekent mogelijk een vertraging van de CO2-reductie op de glastuinbouwgebieden daar, omdat bij ondernemers veel onzekerheid heerst over de vraag óf en wanneer de gemeente van haar voorkeursrecht gebruik gaat maken.

Lees hier de hele studie, waarin de bank tot slot ook een aanpak voorstelt voor de sector op bedrijfs-, sector- en gebiedsniveau. 

 

Publicatiedatum: