Ter bescherming van bijen besloot de EU in 2013 al tot een verbod op het buitengebruik van neonicotinoïden op bloeiende planten. Daarmee werd rechtstreekse blootstelling van bijen aan deze insecticiden voorkomen. Dit nieuwe verbod is ingesteld om de blootstelling via andere routes te voorkomen, zoals via bloeiende volggewassen. Men wil voorkomen dat residuen van in de kas gebruikte neonicotinoïden via de bodem terecht komen in volgende, bloeiende teelten.
Eind april beperkte de Europese Commissie het gebruik van middelen op basis van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin tot ‘gewassen die hun hele levenscyclus in een kas staan’. De Commissie geeft daarbij aan dat die levenscyclus eindigt vóór de oogst. Het verhandelen van bijvoorbeeld geoogste snijbloemen, tomaten of kropsla van behandelde planten blijft daarmee mogelijk.
Het EU-besluit leidde tot vragen over toepassingen in de teelt van potplanten, die na de kas zowel binnen, als buiten worden gebruikt. De perk- en kuipplanten die hieronder vallen worden buiten uitgeplant en vallen dus onder de inperking door de Commissie. Bij bolbloemen voor binnengebruik zoals Amaryllis en voor kamerplanten blijft het gebruik van neonicotinoïden toelaatbaar, omdat deze niet buiten worden uitgeplant en bijen er niet aan worden blootgesteld.
Tenslotte is er nog de toepassing in de bedekte teelt van bolbloemen en knolbloemen. Een deel van deze bollen en knollen wordt gebruikt voor vermeerdering en later buiten uitgeplant, een deel blijft de hele levenscyclus in de kas. Voorlopig is het gebruik voor dompelbehandeling van bollen en knollen in deze teelten niet toegestaan, voor spuittoepassing in de bloementeelt geldt hetzelfde als voor de overige bloementeelt in kassen. Het Ctgb wil dompelbehandeling in een later stadium wel toelaten wanneer toelatingshouders en sector met een sluitend systeem komen om te borgen dat behandelde bollen en knollen onderscheiden kunnen worden en in de kas blijven.