Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
maandag 10 sept, WHC

Verslag congres over toekomst Nederlandse sierteeltsector

De Nederlandse sierteeltketen moet sterk innoveren en echte meerwaarde bieden in de markt door onvoorwaardelijk te kiezen voor schoonheid en duurzaamheid. Alleen dan kan de sector haar concurrentiepositie behouden. Dat zei Prof. Dr. Annemieke Roobeek van Nyenrode Universiteit tijdens het congres ‘Toekomstbestendigheid voor de sierteeltsector’ op maandag 10 september. Ruud van der Vliet, directeur bedrijven bij Rabobank Westland, riep de keten op zijn beurt op om gezamenlijk leiderschap te tonen.



De bijeenkomst in het World Horti Center in Naaldwijk volgde op een soortgelijk congres een week eerder voor de groentesector. Net als toen stond ook nu de toekomst van de sector centraal. Vanuit de maatschappij neemt de aandacht voor een duurzame sierteeltsector immers sterk toe en transparant ondernemen wordt steeds belangrijker. Tegelijkertijd hebben ondernemers volop kansen om waarde toe te voegen. Maar in hoeverre zijn Nederlandse bloemen- en plantenkwekers klaar voor de toekomst?

Niches en specialties
Op initiatief van Rabobank, Dutch Flower Group, FleuraMetz, LTO Glaskracht Nederland, Royal FloraHolland, Royal Lemkes en Waterdrinker kwamen ruim 130 kwekers en handelaren afgelopen maandag bij elkaar om daarover van gedachten te wisselen. Daarbij werden zij flink op scherp gezet door Prof. Dr. Annemieke Roobeek van Nyenrode Universiteit. Volgens haar moet het roer binnen de sierteeltketen flink om. “Het wordt tijd dat kwekers écht op brede schaal gaan samenwerken en hun meerwaarde in de keten en daarbuiten opeisen”, zei Roobeek. “Kijk verder dan je eigen producten en maak gebruik van de kennis die voor handen is. De sierteelt heeft het samenspel en de samenwerking tussen veredelaar, teler en markt keihard nodig.” Volgens Roobeek moet de sector bovendien keuzes durven maken. “Gaan we door met massa en een beetje duurzaamheid erbij of gaan we écht veranderen, innoveren en anticiperen op veranderingen? Een dalend wereldmarktaandeel is niet erg als we betere dingen doen. Louis Vuitton heeft niet het grootste marktaandeel in tassen. En Prada heeft dat ook niet in schoenen. Maar hun inkomsten liggen wel hoger doordat zij meerwaarde bieden. Dus u moet de Prada’s van de sierteelt gaan leveren. Kies voor schoonheid en biedt ruimte voor niches en specialties om uw toekomst zeker te stellen.”



Roobeek hield tevens een pleidooi voor de losse bloem als opvolger van de bos bloemen. Een trend die volgens haar verder zal doorzetten en aansluit bij wensen uit de markt. En waarvoor mensen ook bereid zullen zijn te betalen. “Een bloem is een geschenk dat schoonheid en waarde vertegenwoordigt. Die zou meer waard moeten zijn dan kop koffie bij de Starbucks. Als we met gemak enkele euro’s neerleggen voor koffie, moet dat met bloemen toch ook kunnen?” De hoogleraar denkt ook te weten hoe: “Kies voor een verkorte keten en zet flagship experience stores op in de megacities. Investeer in beleving en laat de wereld zien wat de Nederlandse sierteeltsector te bieden heeft.” Het was een idee dat ook vanuit de zaal op enthousiasme kon rekenen. Marco van Zijverden, CEO van de Dutch Flower Group, riep zelfs op om die flagship experience stores met een gezamenlijke investering vanuit kwekers, handel én bank daadwerkelijk van de grond te krijgen.

Geloofwaardigheid verliezen
Er werd ook gestemd door het publiek over de oproep van Roobeek om meer te kiezen voor de verkoop van losse bloemen. Maar liefst 56 procent bleek het daarmee eens te zijn. Onder hen ook Margot ter Weeme, category manager bloemen en planten bij Albert Heijn. “Bossen vormen nu nog het merendeel van de verkoop. Maar ik ben het eens dat we juist nu de stap moeten zetten om te vernieuwen en de consumenten te inspireren. De nieuwe generatie wil de eigen identiteit meer laten spreken. Met niches en losse bloemen kunnen we daaraan gehoor geven.” Ter Weeme nam de zaal tijdens haar presentatie vooral mee in de werkwijze van Albert Heijn op gebied van bloemen en planten. Met de klant voor ogen wil de supermarktketen niet alleen verduurzamen, maar ook open en eerlijk zijn over de teelt en herkomst van haar producten. Het is volgens Ter Weeme bovendien een ‘shared effort’ als gehele keten om ervoor te zorgen dat de zaken op orde zijn. “We doen het met zijn allen heel goed, maar als er één partij niet meedoet, zijn we als gehele sector de dupe. Kijk wat er in de eieren gebeurde met Fipronil. Eén schandaal is voldoende om een hele sector in een negatief daglicht te plaatsen en je geloofwaardigheid te verliezen. Daarom is het zo belangrijk dat we blijven samenwerken richting een sterke duurzame toekomst.”



Duurzaamheid vormde tijdens het congres én de paneldiscussie de rode draad, waarbij het Floriculture Sustainability Initiative (FSI 2020) veelvuldig ter sprake kwam. Dit markt gedreven initiatief moet de ketenpartijen stimuleren om de komende jaren forse stappen te zetten richting een volledig duurzame productie van bloemen en planten. Op de stelling ‘FSI 2020 is essentieel voor de toekomstige concurrentiepositie van de sierteeltsector in Nederland’ gaf slechts 13 procent aan het daarmee oneens te zijn. De overige 87 procent zei volmondig ‘ja’. Volgens Marco van Zijverden van de Dutch Flower Group zorgt FSI voor een level playing field. “Als je Nederlandse kweker bent wil je niet dat ten opzichte van een kweker in het buitenland sprake is van oneerlijke concurrentie. Ik denk dat FSI met de hele benchmark daar een belangrijke rol in speelt.” Kritiek van kwekers dat FSI enkel tot meer regelgeving leidt, verwerpt Van Zijverden. “Als we FSI niet hadden opgepakt, dan hadden we nu met nog tien keer zoveel certificeringen te maken gehad. Met FSI zijn we die regeldruk juist aan het beperken.” Arne Bac, sectorspecialist tuinbouw bij Rabobank, is blij met de ingezette verduurzaming. Maar volgens hem moet er nog heel veel gebeuren en moet dat ook van ver komen. “Daar zit best een zorg. Want in de praktijk blijkt toch nog niet iedereen dit belangrijk genoeg te vinden. Maar men moet beseffen dat dit niet iets is dat wel weer zal overwaaien. FSI 2020 zal in hoge mate de toekomst van de sector bepalen.”

Duurzaamheid de standaard
Volgens Steven van Schilfgaarde, CEO van Royal FloraHolland, staat duurzaamheid ook bij de veiling hoog op de agenda. “We voeren hierover intensieve gesprekken met onze leden en zijn van mening dat je als bedrijf geen echte toekomst hebt als je niet duurzaam produceert. De vraag is alleen hoe we daar komen en welke problemen we moeten oplossen. In een aantal productgroepen is de toelating van gewasbeschermingsmiddelen bijvoorbeeld niet goed genoeg geregeld.” In dat kader pleit Sjaak van der Tak, voorzitter van LTO Glaskracht Nederland, dan ook voor meer samenwerking met de overheid op gebied van gewasbescherming en weerbaar telen. “Europa geeft de groene middelen geen voorrang. Als belangenbehartiger vind ik dat onze overheid hierin het voortouw moet nemen en ik ben ook van mening dat minister Schouten dit onderwerp in haar recente nota had moeten opnemen.” De vraag of duurzame producten ook een hogere prijs zouden moeten hebben, werd door 70 procent van de aanwezigen met ‘ja’ beantwoord. Het panel was daar minder van overtuigd omdat duurzame producten nu eenmaal de standaard horen te zijn. Waarom zou je als consument dan meer moeten betalen, zo werd gesteld. Wel moet volgens Sjaak van der Tak beter naar de kostenkant worden gekeken. “We moeten immers wel eerst investeren in duurzaamheid. Die rekening moet niet alleen bij de kweker liggen, we moeten die kosten met elkaar dragen.”

Ook de manier van vermarkten kwam ter sprake. Op de stelling ‘De sector heeft behoefte aan één online B2B platform voor de sierteelt’ stemde 56 procent ‘eens’ en 44 procent koos ‘oneens’. Ook in het panel waren de meningen verdeeld. Wat wel duidelijk werd, is dat ook hierbij samenwerking van groot belang is. “Een platform kan alleen succesvol zijn als er volume doorheen gaat. Als we op een slimme manier met elkaar samenwerken, maken we de sector veel efficiënter”, was de mening van Marco van Zijverden. Dat kon op steun rekenen van Steven van Schilfgaarde, die uitsprak de ambitie te hebben om een digitaal ecosysteem op te zetten waarin de sector als geheel samenwerkt. Volgens Annemieke Roobeek moet een platform vooral smoel hebben en goed werken en valt daar nog veel winst te behalen. “De stap van praten naar doen is vooralsnog echter groot”, voegde Sjaak van der Tak toe.

Gezamenlijk leiderschap

Ruud van der Vliet, directeur bedrijven bij Rabobank Westland, gaf afsluitend aan blij te zijn met de discussie over duurzaamheid en positionering, maar vooral ook met het feit dat kwekers en handel samen over deze onderwerpen praten. Hij riep de sector daarom op om gezamenlijk leiderschap te tonen. Volgens Van der Vliet kan de sierteelt haar concurrentiepositie de komende jaren versterken door nog meer als draaischijf van de wereldhandel te fungeren door koploper te zijn in duurzaamheid, door een sterke focus op de consument te hebben en te anticiperen op de snel veranderende digitale wereld. “Maar dat moeten alle ketenpartijen met elkaar doen. Stilstaan helpt niet, het initiatief moet van meerdere partijen komen. Samen moeten we de schouders eronder zetten.” Dat 92 procent van de aanwezigen liet weten van mening te zijn dat de sector het vertrouwen van de consument verliest als de verduurzaming niet wordt doorgezet, toont volgens Van der Vliet aan dat het vizier in ieder geval op scherp staat.
 
Net als tijdens het groentecongres werd ook aan de deelnemers van het sierteeltcongres gevraagd tot welke groep zij zichzelf rekenen. Dat gebeurde zowel bij aanvang van de bijeenkomst als na afloop. Waar 45 procent van de aanwezigen zich in eerste instantie tot de kopgroep rekende, was dat opmerkelijk genoeg enkele uren later 50,9 procent. De groep met achtervolgers groeide eveneens van 27,5 naar 36,8 procent. Het percentage dat zich tot het peloton rekent, daalde van 23,8 naar 12,3 procent en de groep achterblijvers ging zelfs van 3,8 naar 0 procent. Klaarblijkelijk waren de aanwezige kwekers en handelaren gedurende de middag tot andere inzichten gekomen. Het congres zelf beoordeelden zij na afloop met een ruime 7 op een schaal van 0 tot 9.

Verslag is van Tamara de Rijke, afdeling Marketing & Communicatie, Rabobank Westland
Publicatiedatum: